Oostenrijkse gerechten

In de Oostenrijkse keuken is nog goed te merken dat het land tot het uiteenvallen van het Habsburgse keizerrijk in 1918 een smeltkroes van volken was. De Servische bonensoep, de Hongaarse goulash, de Slavische cevapcici; een flink aantal van oorsprong 'buitenlandse' gerechten zijn helemaal ingeburgerd. Zelfs de schnitzel komt oorspronkelijk uit Italië. En het valt op dat de Oostenrijkers voor een aantal gerechten of ingrediënten geen Duitse woorden gebruiken. Zo heet bloemkool niet zoals gebruikelijk in Duitsland Blumenkohl maar Karfiol, sperziebonen worden Fisolen genoemd, tomaten heten Paradeiser en pannenkoeken Palatschinken.

Boerenkeuken

De Oostenrijkse keuken is in eerste instantie een boerenkeuken, vrij zwaar en weinig geraffineerd. Na een soepje vooraf volgt standaard een flink stuk vlees, in het algemeen geserveerd met een eenvoudige koolsalade, tomaten, sperziebonen of gemengde salade of de bekende aardappelsalade. In het algemeen zijn de porties groot, zeker van de bekende schnitzel die gepaneerd (Wiener) of gestoofd (naturel), met een sausje van uien en paprika (Zigeuner), met een roomsausje (Rahmschnitzel) of gepekeld verkrijgbaar is. Ook goulash kent variaties, van vlees, kip of worst met aardappels. Misschien dat de buitenlandse vakantieganger de Oostenrijkse keuken niet echt kan roemen, de gemiddelde Oostenrijker heeft een andere mening over de gepekelde varkensribbetjes, de gebraden varkenskluif, de gebakken lever, de Zwiebelrostbraten of het Krautfleisch en de beroemd-beruchte Knödeln.